Dat zijn de woorden die mijn vader vaak uitsprak als wij hem vertelden dat hij moest gaan genieten van het leven en samen met mijn moeder leuke dingen moest gaan doen. Hij was het dan niet met ons eens, want het werk was zijn hobby.
Als we vroeger, toen we nog kinderen waren, naar ons boerderijtje gingen tijdens de bouwvak, dan telde hij de dagen af totdat we weer aan het werk konden. Hij houdt van de natuur en van voetbal, maar hij heeft geen echte hobby’s meer en het bedrijf is nog steeds zijn lust en zijn leven.
Hij is nu 84 en was tot de coronacrisis uitbrak nog dagelijks op de zaak. Hij had zijn standaardroutine elke dag en heeft nog steeds een eigen werkplek bij Wibo, onze personeelsplanner die door hem zelf vroeger nog is aangenomen. Daarnaast verving hij mij vooral bij de dagelijkse betalingen, om dan de laatste fiattering te valideren. Jammer genoeg gooide Covid-19 dus roet in het eten en gaf ik hem de duidelijke instructie om niet meer op de zaak te komen: we vonden het risico voor hem te groot en konden ons digitaal prima redden.
Maar het bloed kruipt waar het niet gaan kan, hij kwam nog dagelijks langs in zijn auto. Hij bleef dan buiten staan om zijn post door het raam te ontvangen en haalde (stiekem) een kop koffie bij onze chef materieeldienst Jan, die destijds ook nog door hem is aangenomen.
Iedereen heeft in meer of mindere mate natuurlijk bewondering voor zijn ouders, maar hij was een echte aannemer, waar een afspraak een afspraak was en die veel bewondering oogstte door zijn doortastende aanpak. Daarnaast was hij ook de bevelvoerder van de lokale vrijwillige brandweer, die vele landelijke wedstrijden wist te winnen en in heel Nederland furore maakte, want deze ploeg was zeer hecht. Ze zongen altijd op elke bijeenkomst het fameuze brandweerlied: “Wij zijn de leden van de blusvereniging, we spuiten alle vuren uit al hebben we geen zin, maar gaat de bel… zijn we voor zessen klaar, want wij met onze club wij krijgen alles voor elkaar.”
Het typeerde de teambuilder die hij was en ook binnen ons bedrijf is. Helaas liep hij, door ook steeds in de werkplaats te zijn, blijvende gehoorschade op. Hij schreeuwde daardoor altijd, wat veel indruk maakte en was al poortwachter voordat het begrip werd uitgevonden. Streng doch rechtvaardig. Ik kan natuurlijk nog heel veel over hem vertellen, maar dan heb ik een dik boek nodig. Vele toepasbare metaforen of gezegdes heb ik van hem geleerd en onthouden en pas ik zelfs nog dagelijks toe.
Begin april heeft mijn vader zijn tweede coronavaccinatieprik mogen ontvangen en een week later kon hij weer bij ons aan het werk. Zijn waarnemingen en opmerkingen zijn nog even scherp als altijd. Hij ergert zich als een kruiwagen niet schoon is gemaakt en let meer dan goed op. Hij noemt dat: ‘acht’ is meer dan negen.
Vroeger, als een klant twijfelde of hij wel of geen opdracht ging geven, toverde mijn vader vaak een duimstok tevoorschijn. Hij vroeg dan aan die klant “hoe oud bent u?” Daar plaatste hij dan een duim. Vervolgens vroeg hij “hoe oud hoopt u te worden?”, en daar kwam dan de andere duim. “Kijk, dit stukje heeft u nog vóór u en het laatste stukje is meestal niet plezierig. Ik zou maar snel beginnen.”
Ik heb diepe bewondering voor de gedrevenheid van mijn vader en hoop dat we daar nog lang van mogen genieten. Eigenlijk ben ik er best trots op dat hij wil ‘sterven in het harnas’.